JIMMY MOLIÈRE - ECAUSSINNES - 14/05/11

Na 25 jaar carrière als vaste gitarist van Fats Domino heeft snarenmeester Jimmy Moliere na het toeslaan van orkaan Katrina in België een nieuwe thuishaven gevonden. Na zijn optreden op het Ecaussines Blues Festival sprak Rootstime met deze warmhartige artiest over zijn leven en zijn muziek.

Je woont nu in Oostende maar waar liggen je echte roots?

JM: Ik ben geboren en getogen in Plaquemines Parish, Louisiana nabij de Golf van Mexico. Plaquemine is een indiaans woord en verwijst naar een klein soort fruit dat daar groeit. De bevolking is er grotendeels katholiek, daarom is Louisiana ingedeeld in parochies en niet in provincies. Toen ik achttien was ben ik dan naar New Orleans verhuisd. Ik kende de stad al, bij ons had je alleen maar slangen en alligators, dus als we iets nodig hadden zoals kleren of een bezoek aan de tandarts reden we naar New Orleans.

Je bent autodidact, kun je ons vertellen hoe je het gitaar spelen onder de knie hebt gekregen?

JM: Toen ik voor het eerst een gitaar in mijn handen had was er niemand in mijn omgeving die me  er enige uitleg over kon geven. Mijn oudere broer heeft op een dag een gitaar gekocht maar natuurlijk mocht ik er niet op spelen. Tot ze kapot ging en er welgeteld nog twee snaren aan hingen, toen mocht ik er wel aankomen.
Later ging ik naar optredens in New Orleans. In die jaren was er daar een algemene gewoonte die inhield dat muzikanten je de rug toe keerden als ze doorhadden dat je keek om te leren.
Dat heb ik zelf dikwijls meegemaakt, er was enorm veel competitie onder de muzikanten. Maar er waren ook good guys zoals de Johnson Brothers, die jongeren hielpen waar ze konden. Ze gaven lessen en vroegen nooit iets terug, ze deden het uit liefde voor de muziek.

Heb je nog herinneringen aan je allereerste optreden?

JM: Ja, dat was in mijn geboortedorp in de plaatselijke kroeg met een paar vrienden, ik was toen zeventien en we hadden geen flauw idee van wat we aan het doen waren. De inkomprijs bedroeg als ik het mij goed herinner 10 cent.
We hadden zelf geen microfoon, maar de eigenaar was ons goed gezind en schoot ons 80 dollar voor om er een te kopen.

Welke invloed had New Orleans op jou als muzikant?

JM: Ik heb er leren spelen. Ik luisterde naar alles en iedereen: Gospel Blues, Rock’n Roll, Dixieland, noem maar op.
Bovendien hoor je daar ook veel klassieke muziek. Neem nu trompettist Wynton Marsalis, een van de meest vooraanstaande jazzmuzikanten afkomstig uit New Orleans. Hij heeft talrijke onderscheidingen gewonnen voor zijn uitvoeringen van klassieke muziek. Als je in New Orleans opgroeit beperk je jezelf niet tot een bepaalde muziekstijl, ik speelde zelfs country, nog altijd trouwens. New Orleans heeft een fantastische open sfeer.

Je was ook een veelgevraagde studiomuzikant.

JM: Ja, van zodra ik in New Orleans was werd ik altijd voor studiowerk gevraagd. Waarom ze mij kozen weet ik niet maar ik zat op de duur voortdurend in de studio. The Dirty Dozen Brass Band, Johnny Adams, Ernie K-Doe, ik weet zelf niet meer hoeveel opnames ik gemaakt heb.

Je was nog niet lang bij Fats Domino toen je voor het eerst met hem naar Europa bent gekomen. Wat voor een impact had dat op jou als jonge muzikant?

JM: Ik weet nog dat ik vertrokken was om nieuwe ervaringen op te doen en nieuwe dingen te zien. Ik keek mij tijdens die eerste tour de ogen uit en nam alles gretig op uit het landschap, de mensen, noem maar op.
Ik keek er naar uit om Engeland te zien, maar toen we daar dan eindelijk toekwamen was een Macdonald restaurant een van de eerste dingen die ik zag. Mijn teleurstelling was groot, ‘ben ik nu zo ver gereisd om dit te moeten zien’ dacht ik toen.
Natuurlijk was die eerste tour een speciale en fantastische ervaring, uiteindelijk heb ik meer dan 25 jaar met Fats de wereld rondgereisd. Maar ja, bij Fats Domino moest je zijn muziek op zijn manier spelen of je lag buiten.

Je hebt met Johnny Adams gewerkt, voor mij een van de grootste Blues en Soul zangers aller tijden, hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

JM: Oh, ik herinner mij de eerste keer dat ik hem zag alsof het gisteren was. Ik zat in een bar en wie komt er binnen? Johnny Adams! Ik wist wie hij was maar hij kende mij niet. Eigenlijk woonde ik toen nog niet in New Orleans maar op een uur rijden naar het zuiden. We gingen naar de stad om werk als muzikant te vinden.
Oh boy, hij zette zich gewoon naast ons, dat was toen iets echt bijzonders voor mij. Hij stelde zichzelf voor en knoopte een gesprek aan. Zo zijn de mensen daar, ze zitten nooit naast elkaar zonder iets te zeggen. Oh man, ik was zo fier, en voor ik het wist zaten we samen in de studio. Ik moet toen 21 jaar oud geweest zijn. Met hem heb ik minstens 50 à 60 songs opgenomen…oh yeah.
Johnny hield ook van golf en ik ben een keer met hem meegegaan. Dat was de eerste en laatste keer heb ik hem na afloop gezegd. No way dat ik nog eens zo ver loop om op een balletje te slaan.
De laatste keer dat ik hem zag stond hij met een lekke band langs de weg. Ik heb hem geholpen en dat was de laatste keer dat ik hem gezien heb. Hij is kort daarna aan kanker overleden....
Hij was echt een grote artiest. Hij kon op een heel bijzondere manier in zijn handen fluiten en je zou zweren dat hij trombone aan het spelen was. Johnny was een fantastische zanger en speelde bovendien ook gitaar.

Een van je grootste invloeden is Wes Montgomery, wat trekt je aan in zijn manier van spelen?

JM: Als Wes Montgomery aan zijn solo's begon was het een song in de song. Hij ging een conversatie aan met zichzelf en zijn publiek. Wes speelde nooit zomaar een aaneenschakeling van noten. Elke noot die hij speelde was op zijn plaats, hij vertelde in wezen een verhaal. Ik weet niet waarom juist zijn muziek bij mij zo een impact heeft gehad, het is gewoon zo, ik kan er niet genoeg van krijgen.

Wat is voor jou het belangrijkste voor het tot stand komen van een goed optreden?

JM: Het publiek, zeker weten. Als de mensen je graag hebben begin je je vanzelf op je gemak te voelen en daardoor beter te spelen. Als je geen reactie krijgt wordt het irritant en begin je verkeerde keuzes te maken. Ooit speelden we met Fats Domino ergens in het toenmalige Joegoslavië. We begonnen te spelen en er kwam geen enkele reactie na de eerste song, stilte, hetzelfde na de tweede en derde song…We begonnen allemaal een ongemakkelijk gevoel te krijgen. Wat we op dat moment niet wisten was dat het publiek daar geacht werd stil te zijn tot na afloop van het concert. Nadien brak de hel los en de mensen reageerden uitzinnig maar de regel was stilte tot het einde van het optreden.
Je hebt me daarnet verteld dat je ook tussen het publiek zat tijdens mijn gig in de Boogie Woogie in Geraardsbergen. Wel, dat was een zalig publiek, de hele atmosfeer was zo relaxed.... Het is de toehoorder die het ene optreden beter dan het andere maakt. Geloof me, elke muzikant heeft soms een slechte avond, maar ik kan gelukkig zeggen dat ik in de twee jaar met deze band nog geen bad night heb gehad.

Ondertussen heb je een enorme ervaring opgebouwd. Welke raad kan je aan jonge muzikanten geven?

JM: Ik zal beginnen met de fouten die ik gemaakt heb. Soms realiseren jonge muzikanten zich niet dat je niet in een vacuüm kunt spelen. Dus raad ik aan om zoveel mogelijk van andere muzikanten te leren. Laat het idee vallen dat je het allemaal wel kan want zo ga je nergens raken. Neem dus werkelijk alles in je op wat je kunt, ook al is het bijvoorbeeld een kind dat muziek aan het spelen is. Als je dat niet doet ga je er spijt van hebben, ik weet dat het voor mij zo is.
Als iemand me vraagt hoelang ik al gitaar speel antwoord ik altijd drie jaar, dat is de waarheid. Met Fats heb ik altijd het zelfde gespeeld dus had ik nadien zo veel om in te halen. Als ik terug kijk denk ik ‘man, al die verloren jaren’. Ja, ik betreur sterk dat ik zelf niet gedaan heb wat ik nu aan anderen aanraad. Er zijn zo veel dingen in mijn hoofd die ik zou willen spelen, maar het komt er niet altijd uit dus ben ik nu bezig met oefenen, oefenen en nog eens oefenen.

Je woont nu een aantaljaar in België, hoe bevalt het je hier?

JM: Het is het begin van een heel nieuw leven. De cultuur is hier anders, het eten enz. Maar ik begin eraan te wennen. Ik mis wel de typische ingrediënten van mijn streek. Zelf eet ik niet veel maar ik hou ervan om voor anderen te koken. Verder mis ik de zon en de warmte, voor mij is het hier koud nu, ik heb een dikke jas aan terwijl ik iedereen in korte mouwen zie lopen.

Muzikaal heb je jouw draai gevonden met het oprichten van het Jimmy Moliere Quartet.

JM: Ja, nadat Katrina toegeslaan had moest ik een nieuwe start maken. Ik heb zoekertjes opgehangen in de conservatoria maar ik heb nooit een antwoord gekregen.
Via een kennis ben ik bij de Brugse bassist Xavier Rau terecht gekomen, die kende een pianist en die pianist kende een drummer. Het is een droom die in vervulling gaat om met mijn eigen band te kunnen spelen. In het begin was het moeilijk, iedereen, ook de boekingskantoren, vertelde mij dat er in België geen locaties waren voor de muziek die we maakten.

Daar ben ik zeker niet akkoord mee.

JM: Toen ben ik Franky Bruneel (agent) tegen het lijf gelopen en nu weet ik dat wat mij verteld is niet klopt. Het is een feit dat overal waar ik gespeeld heb de mensen wel van mijn muziek houden. Tijdens mijn optredens wil ik niet tonen wat ik allemaal kan maar muziek spelen die blijft hangen. Ik wil dat de mensen naar huis gaan en zich nog herinneren wat ze gehoord hebben, dat ze iets mee naar huis nemen (zingt een melodie).

Wat wij mee naar huis nemen is de heel fijne ervaring naar deze geboren verteller te luisteren die zijn verhalen met veel plezier meegeeft, maar altijd bescheiden blijft over zichzelf.
Thank you very much for this interview Jimmy.
                                 
JM: Thank you, I hope you enjoyed it.